Vorige week vond de 75ste editie van het filmfestival in Cannes plaats. Ik sprak een oudere heer die mij vertelde al sinds 1966 jaarlijks te gast te zijn en eens Alfred Hitchcock tegen het lijf was gelopen. Zulke gesprekjes en ontmoetingen zijn heel leuk, tussen de filmvoorstellingen door. Zo realiseerde ik me dat ik naast Joanna Kulig zat, de actrice die zo mooi zong in de Poolse film Cold War, uit 2018. Ze was nu aanwezig als jurylid voor de Camera d’Or. Voor haar een stuk rustiger dan als actrice door de pers verzwolgen te worden op de rode loper. Het is wonderlijk om te zien, wat roem binnen de context van de rode loper doet met aanwezigen. Bijvoorbeeld op woensdag, ‘Elvisdag’. Al vroeg werd een tent op de boulevard neergezet, voor de premièreparty van die avond. En tijdens het rode lopermoment heb ik fotografen nog niet vaak zo hard horen roepen naar sterren als Tom Hanks (Colonel Parker) en Austin Butler (Elvis). Regisseur Baz Luhrmann droeg een echte Elvisriem en had Priscilla Presley aan zijn arm, het gegil was oorverdovend. Nog meer glans kreeg deze avond door de aanwezigheid van Sharon Stone, Shakira, Ricky Martin en nog vele andere sterren die allemaal even poseerden. Ik overwoog nog even te proberen binnen te komen via de ‘dernière minute’ rij, maar die ging ongeveer terug tot Nice. Colonel Parker had meteen extra voorstellingen ingelast en merchandise verkocht. Na afloop kreeg de film een staande ovatie van 12 minuten, de langste tot dan tijdens dit festival (Cronenberg had 7 minuten, het record is nog steeds 22 minuten voor del Torro’s Pan’s Labyrinth in 2006). Zo iets dergelijks gebeurde een paar dagen eerder toen Tom Cruise zijn topgun film kwam presenteren. Daarbij vlogen 8 straaljagers even over het Palais, marketingbudget van vele miljoenen kleurde stroken rood en blauwe kerosine in de lucht. Een gigantische pilotenhelm voor één van de hotels op de boulevard maakte reclame voor de film. Even later klonk weer de vertrouwde wat schorre stem van die ene man, altijd met zijn kranten zwaaiend, voor het festivalgebouw: ‘Líbération! Líbération!’.
Al vroeg in de morgen staan dagelijks mensen in galatenue te bedelen om een ‘invitation’ voor een filmpremière van die avond. Dat zal steeds lastiger zijn want het ticketsysteem is sinds vorig jaar online, met alle ‘504’ stress die daarbij hoort. Om 07.00 kan iedereen inloggen en kaarten voor over 4 dagen bestellen, de server is dan regelmatig overbelast. Maar de kaarten worden dus niet meer geprint en zijn moeilijker over te dragen aan een gelukszoeker op straat.
Overdag is de rode loper voor het festivalpaleis toneel van de filmprofessionals die in korte broek en rugzak gehaast selfies maken en zich naar binnen spoeden. De honderden trapjes en krukjes van de fotografen staan dan nog verlaten te blinken in de zon. De entree voor het Grande Theatre Lumière begint al op straat, waar je voorsorteert voor de goede ingang: Balcon of Orchestre. Medewerkers scannen je badge, controleren je tas, je krijgt een bodyscan, je gaat door een metaaldetector, je kaartje wordt gecontroleerd en dan wordt je door een van de vele festivaldames, gekleed zoals in Robert Palmer’s Addicted to love, een plaats gewezen. En dan heb je tijd voor leuke gesprekjes met mensen uit de hele wereld. Er klinkt oude Bebop-Jazz, vanuit de Antibes-traditie uit de buurt. Elke voorstelling begint met een filmpje van een gouden trap met op de treden namen van legendarische regisseurs. De treden klimmen van onder water naar boven, in de hemel. Hierbij klinkt Saint-Saens’ dromerige Carnival des animeaux. De naam van Jean-Pierre en Luc Dardenne wordt bij hun première van Tori et Lokita met luid gejuich begroet. Soms wordt daarna ook voor elk logo dat in beeld komt geklapt of gejoeld. De broeierige opgetogen sfeer van vrolijke verwachting hangt dan in de lucht.
Filmmaker en Gouden Palm winnaar Ruben Östlund vertelde dat hij al vijf testscreenings met publiek had gedaan en wist hoe en wanneer het publiek zou reageren en lachen. Hij hoopte dat het zou uitpakken als hij had gepland, voor hét moment in een volle Lumière zaal. Hij had vooral druk gevoeld om, na het winnen met The Square, überhaupt weer geselecteerd te worden. Opvolger Triangle of Sadness liet de zaal flink lachen. De filmmaker is dol op sociologische experimenten en brengt zijn personages graag in ongemakkelijke situaties. Na gekibbel over wie de rekening moet betalen in het restaurant, belandt een stel op een cruiseschip, dat onder leiding staat van een marxistische dronken kapitein. Eerst spelen de rijken nog een spel vanuit hun superieure positie: ‘kom jíj nu maar eens lekker zwemmen’, zegt de aangeschoten rijke dame tegen een bediende. Even later, na een noodweerdiner met een driehoek van drank, kots en stront, volgt een schipbreuk en worden de rollen op een onbewoond eiland omgedraaid. Nu is de schoonmaakster de nieuwe kapitein. Een nieuwe hiërarchie, niet gebaseerd op geld, maar op overlevingskunst. De film won de Gouden Palm.
Éen van mijn favorieten was de film Boy from Heaven, van Tarik Saleh, terecht bekroond met de Palm voor beste scenario. Adam, zoon van visser mag de Islam bestuderen aan de prestigieuze Al-Azhar Universiteit in Caïro. Deze jongen heeft iets puurs, onschuldigs en hij wordt door iedereen gebruikt, maar hij blijft eigenlijk onaantastbaar. De rol van de politie-inspecteur is onsterfelijk, deze man met zijn geweldige kop is net zo legendarisch als de agent in Le Havre van Kaurismaki.
Mia Hansen-Løve maakte met Un beau matin een perfecte film over het leven. Sandra (Léa Seydoux was óók te zien in Cronenbergs Crimes of the Future) zit er midden in: werk, alleenstaande moeder, een dementerende vader, een oude getrouwde vriend die opduikt, ze wordt verliefd. Het gaat over de spanning tussen gevoel en verstand. Haar vader, Georg, was een man van denken, filosofie, taal en hij is die zekerheid aan het kwijtraken. Hij omschreef het in een dagboek, hoe hij zich als Gregor Samsa voelt, in Kafka’s beroemde verhaal. Hij verandert. Maar waar Gregor in De Gedaanteverwisseling angstig de deur dichthoudt uit schaamte voor zijn ouders, probeert Sandra bezorgd haar vader uit te leggen hoe hij de deur moet openen, om haar binnen te laten, om haar te laten helpen. Alles wiegt heen en weer, het aantrekken en afstoten van zorg, liefde. Zij bezoekt haar vader, en laat hem weer achter. Haar vriend komt langs, en vertrekt weer. Het themaatje van Mozart’s andante grazioso (kv331) vond ik hierbij briljant gekozen, dat wiegende, luchtig en bitterzoet tegelijkertijd.
Kirill Serebrennikov’s opvolger van Petrov’s flu, Tchaikovsky’s Wife, was opnieuw één van de boeiendste films. Zonder ook maar één noot van de muziek van de componist, en verteld vanuit het perspectief van zijn vrouw, haar smachtende obsessie en de botsende ego’s van de componist en zijn bewonderaarster. Kan een genie ook minder mooie kanten hebben? Het lijkt wel een soort filmische censuur van deze kunstenaar en diens geaardheid. Zoals wel eens gezegd wordt: je mag er zijn. Toen, én in het huidige Rusland mag je er als homo niet zijn. De regisseur lijkt met allerlei suggesties en omwegen een weg te hebben gevonden om dit onderwerp te verfilmen. Hij was al jaren bezig met Tsjaikovski, maar kreeg het steeds niet voor elkaar.
Bijzondere scènes zag ik in het Italiaanse Nostalgia, waar een zoon na veertig jaar terugkeert naar Napels en zijn verwaarloosde moeder liefdevol wast. En in EO, waarin regisseur Jerzy Skolimowski een ezeltje door het landschap laat dwalen, in het donker, omringd door infrarode stralen van een jachtgeweer. Buiten de gebaande paden krijgen we zo een ander beeld van het land – Het deed mij denken aan de film Lillian, ook een zwerftocht die een andere blik op een land biedt. En de foto’s die de priester maakte in Godland. Deze film werd vertoond in een mooi vierkant fotoformaat, met ronde hoekjes. Hilarisch waren de stripverfilming Funny Pages, het zelfmedelijden in Syk Pike, de affaire in Chronique d’une liaison passagère. Fantastisch was de gerestaureerde Orson Welles verfilming van Kafka’s The Trial uit 1962. Kortom, veel om ons de komende tijd op te verheugen in de Cinema. Op de dag van prijsuitreiking bleek ik inmiddels thuis de ‘Palme Covid’ te hebben ontvangen.