Here

De Vlaamse regisseur Bas Davos gaf zijn nieuwste film de titel Here. Wat mij betreft een parel van een film. Op prachtige, behoedzame wijze wordt ingezoomd op het nauwelijks zichtbare en het onhoorbare. Het is een uitnodiging tot ‘micro-kijken’, want misschien ontgaat ons wel meer dan wij denken in het dagelijkse hier en nu. Sommige beelden zijn zo mooi, dat je bijna je ogen zou willen dichtdoen, om nóg beter te kunnen kijken en luisteren.

De film begint als een documentaire over de bouw, in Brussel, met beelden van flats in aanbouw, kranen, steigers, pauzerende bouwvakkers. Het werk zit erop, na een biertje wensen de mannen elkaar het beste voor de bouwvakantie. Één van hen is Stefan, een Roemeense bouwvakker. Thuisgekomen in zijn kale appartement belandt hij op de bank en slaapt een gat in de volgende dag, moe van het seizoen. Zijn laatste weekend in Brussel staat in het teken van opruimen en daarna volgt zijn terugkeer naar Roemenië. Hij zet zijn koelkast uit en maakt soep van de laatste resten groenten. Een mooi beeld van een tijdelijk verblijf, van een passant. Zorgvuldig verdeelt hij de soep in bakjes die hij langsbrengt bij mensen in de stad. Zijn werkritme is doorbroken en hij neemt alle tijd om in zijn korte broek door de stad te wandelen, overdag en ’s nachts. Terwijl hij een bevriende nachtportier bezoekt, zijn zus die werkt als nachtverpleegster en de garagemonteurs die zijn kapotte auto repareren, ontdekt hij de stad en dwaalt door de straten en parken, om zich heen kijkend. Bijna kinderlijk tast hij in zijn jaszak en vindt zaadjes die hij in zijn hand houdt. Zoals de wereld zich dit laatste weekend aan hem ontsluit, moest ik denken aan Ostaijens gedicht: ‘Marc groet ’s morgens de dingen’.

Prachtige verstilde avondshots tonen de stad, ná de dag, de verlaten straten, de stille treinsporen, neonlichten weerspiegeld in plassen op de grond. En het geluid laat de bladeren van de bomen in de parken en bossen klinken, de micro-muziek van de fijne stilte van ná een regenbui, de zachtjes nadruppelende bladeren, een ratelende specht.

Dit zou geen ware Vlaamse film zijn zonder wat magisch-realistische elementen. Zo kruipt Stefan door een gat in een heg, blijft een tijdje onzichtbaar, en komt daarna voorzichtig weer met gesloten handen tevoorschijn, waarna iets in zijn geopende handen verblindend oplicht.

Terwijl het zonlicht door de bladeren sijpelt horen we een vrouwenstem zeggen: ‘i am awake, this is my home.’ Ze vertelt over haar ontwaken en hoe ze de woorden van de dingen om haar heen kwijt was. Woorden als gordijn, wind, bos, bomen, mos kon ze zich niet meer herinneren. Het werd een naamloze wereld waarin ze zich als een dier voelde. Ze werd de dingen, ze werd vloeibaar. Pas, toen ze een sirene in de verte hoorde, kwamen de namen van de dingen terug, (nog meer Ostaijen), als een golf die haar overspoelde.

We zien een dame lopen door een gang van een gebouw, een gebouw zoals de bouwvakkers aan het maken zijn. Dan kijkt ze door een microscoop, ze belt en zegt hardop, achteroverleunend: ‘plafond’. Ze geeft college over plantkunde. Terwijl ze over straat loopt, gespiegeld in het marmer van een flat, bukt ze om een klein stukje mos tussen de tegels en de gevel los te peuteren.

Deze dame blijkt een brioloog te zijn, ze bestudeert de soorten mossen die in en rond de stad groeien. Al wandelend komt Stefan haar tegen, terwijl zij op de grond zit, onderzoekend. Ze noemt het mos een ‘micro-bos’, dat er altijd al was, en ons zal overleven. We zien close-ups van het mos, microscopische, bijna psychedelische beelden van draadjes, nerven, structuren, als satellietbeelden van landschappen. Als kijker duik je in deze droomwereld en je vergeet even dat je naar een speelfilm kijkt. De vrouwenstem zegt opeens zich haar te herinneren dat groen haar kleur is.

Deze dromerige film vertelt met allerlei beelden en geluiden over het tijdelijke en het eeuwige. Terwijl de flats nog gebouwd moeten worden, overleeft het eeuwige mos hen al. Het tijdelijke van arbeidsmigranten komt aan bod, maar hoe goed geaard zijn lokale bewoners eigenlijk? Zien zij wel wat onder hun voeten groeit en bloeit? De stad wordt gefilmd als ‘ding an sich, zonder bewoners. Een rijdende trein als symbool voor het tijdelijke, het vluchtige. Het gaat over perspectieven. De torenhoge flats die we kunnen bouwen, en waarin we ons bevinden en uitkijken over de stad, terwijl het microleven op de grond ons ontgaat. En via de wandelende Stefan, die zich even in niemandsland bevindt, net ná zijn werk, en net vóór zijn vakantie, ontmoeten we mensen die zich wat meer aan de achterkant van de dingen bevinden, zoals een nachtportier, een nachtzuster, de bezorger van een Chinees afhaalrestaurant, de garagemonteur. Mensen die wel met liefde en aandacht hun werk doen. Het netjes opvouwen van servetten en dekken van de ontbijttafel bijvoorbeeld. En die elkaar hun jeugdherinneringen vertellen, over hun vaderland. Of over details in de omgeving, over de eerste treinen van Europa. Of over hoe de tijd verdween tijdens de narcose voor een hartoperatie, en pas na een tijdje de namen van de kleinkinderen weer terugkwamen. De wonderlijke behoefte de dingen te definiëren. De camera laat met rustige beelden de dingen gewoon zijn. Zonder emotie-sturende muziek. Hoogstens af en toe een korte tokkel op een harp of contrabas.

s’Avonds in een Chinees restaurant ontmoet Stefan de dame voor het eerst, wanneer hij natgeregend op zijn bestelling wacht. Hij mag van haar zijn schoenen op de verwarming drogen. Zij helpt er haar tante in het restaurant. Een paar dagen later eet zij met haar tante, en blijkt er een tasje met een bakje soep voor haar te zijn afgegeven. Nieuwsgierig vist tante naar romantische details. Maar hoe hij heette?

77. Festival de Cannes

Terwijl het nu buiten regent luister ik naar het catchy Roemeense liedje Fata din tramvai. Deze muziek brengt mij weer terug naar de zonnige sfeer rondom de rode loper première van Emanuel Parvu’s Trei Kilometri Pana La Capatul Lumii (Three Kilometres to the end of the world). Het liedje werd van te voren gedraaid en was ook in de film te horen. Wat mij betreft één van de betere films in de hoofdcompetitie van het festival. Over hoe de jongen Adi na een romantische avond met zijn vriend op straat werd mishandeld, en hoe daarna de sfeer in het dorp zich tégen hem keert. Hij wordt gestraft met huisarrest, een contactverbod en wordt gewelddadig gedwongen om exorcisme bij de priester te ondergaan. Voor mij onbekende Roemeense acteurs, waardoor je juist volledig kon opgaan in het verhaal en het sterke scenario. Grote sterren kunnen soms een verhaal wat in de weg zitten, zeker als je ze recent nog in andere rollen zag. Overigens zijn de premières ’s middags toegankelijk in ‘gewone’ kleding, en niet zoals ’s avonds in gala. Wel klinkt een paar minuten voor aanvang altijd Le Carnival des Animaux van Saint-Saëns. De filmcrew poseert dan voor de fotografen en schrijdt over de rode loper, de trappen op en betreedt onder applaus de Lumière zaal, waar het publiek hen kon zien aankomen op het scherm. Dat zijn de tradities van Cannes.

In korte tijd zag ik meer dan dertig films en deed allerlei indrukken op. Het kost even tijd om die informatie te ordenen. Laissez-vous rêver las ik op de ruit van de TGV, met uitzicht op de blauwe Middellandse Zee. Het was daarom plezierig om op de terugreis even tijd te hebben voor een wandeling door Parijs, langs de Seine, via de Notre Dame naar de Tuilerieën. Weer terug in de trein kwam ik naast Beth te zitten, een sympathieke priester uit het Londense Richmond, volgens haar een welgestelde omgeving waar veel beroemdheden wonen. De ongeschreven wet is om hen gewoon hun gang te laten gaan. Een beetje anders dan in Cannes zo vertelde ik haar. Terwijl Beth zakjes vingerhaakte ‘to put soap in’, luisterden wij met plezier naar elkaar. Zij was zes weken vrij en had tijd voor een treinreis door Europa. Éen van haar voorbeelden was Dietrich Bonhoeffer, Duits theoloog en verzetsstrijder. Ze zocht plekken waar verzet een rol heeft gespeeld. Via het Anne Frankhuis reisde ze richting Berlijn, naar Warschau. Ze vertelde over haar werk in een hospice, waar mensen op hun sterfbed graag grote geheimen kwijt willen. Zo was er een vrouw die na zestig jaar huwelijk haar echtgenoot vertelde dat zijn zoon eigenlijk een andere vader had. Hij bleek dit al lang te weten en had het haar nooit kwalijk genomen. De vrouw kon nu pas rustig sterven.

In Paul Schrader’s Oh Canada vertelt een beroemde filmmaker, gespeeld door Richard Gere, op zijn sterfbed zijn levensverhaal. Hij kan alleen praten als de camera aanstaat, en terwijl hij vertelt, hoort zijn vrouw allerlei verrassingen. In Megalopolis wordt het verhaal op gang geholpen door een zware voice-over stem. Adam Driver speelt Caesar die de stad New Rome probeert om te bouwen tot een toekomstbestendige utopie. Een wonderlijk momentje was toen er tijdens de film een man vanachter het doek het podium op liep met een zaklamp en microfoonstatief en zich wendde tot Caesar op het witte doek. Het filmscherm werd even kleiner en ontstond een kort gesprekje. Een film vol ideeën die voelt als een soort testament van Francis Ford Coppola, met een leven lang ervaring en onderzoek. Stop the time zegt Caesar af en toe en alles bevriest. Een wonderlijk gegeven, het stil kunnen zetten van alles, om even te overdenken. Totdat het niet meer werkt, en zelfs Caesar menselijke trekken krijgt. Indrukwekkend was ook de scène met afbrokkelende standbeelden, mogelijk dankzij een mega groot budget. Toch is het leuk om te zien hoe filmmakers met weinig middelen shots weten te creëren die net zo goed blijven hangen. Zo laat Una, een kunststudent een ander meisje vliegen. Hoe? Kijk maar omhoog naar de kerktoren en loop langzaam achteruit: je vliegt! De prachtige en ontroerende IJslandse film Ljósbrot, When the light Breaks van Rúnar Rúnarsson, waarmee de Un Certain Regard competitie opende en mijn festival begon. Leuk om onder meer filmmakers Vicky Krieps en Xavier Dolan in de rol van jurylid te zien optreden. Directeur Fremaux introduceerde hen en drukte Dolan een microfoon in de hand en vroeg hem als president van de jury wat te zeggen. ‘Nu?’ vroeg Xavier Dolan wijfelend. ‘Par exemple’ spoorde Fremaux hem zuchtend aan. Vervolgens hield Dolan een verhaal van tien minuten dat hij eindigde met een vragend: ‘zoiets?’.

In veel films speelde identiteit een grote rol, en ging het behalve om het vertellen van een verhaal vaak ook over het procedé van film zelf. Zo projecteert het meisje in Andrea Arnold’s Bird haar telefoonopnames thuis op de muur van haar slaapkamer, om rustig te zien wat er eerder gebeurde. Een heerlijke film, waar ik mij na American Honey zeer op verheugde, die knallend begint met harde punkmuziek en op volle vaart op een step. Het meisje ontmoet de wonderlijke Bird die op zoek is naar zijn ouders. Dat bindt deze twee en hij neemt haar liefdevol onder zijn vleugels. In de Chinese film Caught by the tides gebruikte Jia Zhang-Ke twintig jaar beeldmateriaal van China op allerlei verschillende formaten en monteerde het dankzij goed gekozen muziek tot een schitterend geheel. Een soort collage van beeld en geluid die associatief zonder al te veel dialoog een veranderend en soms afbrokkelend landschap in beeld brengt, tot en met een haperende robot in Coronatijd.

In de Quinzaine des Cinéastes competitie (deze films worden vertoond een stukje verder lopen langs de Boulevard Croisette, in het J W Marriott Casino en Hotel) toonden filmmakers Cristóbal León en Joaquín Cociña een stukje Chileense geschiedenis 0ver ‘neo-Nazi’ dandy Miguel Serrano op indrukwekkend originele wijze. Hun film The Hyperboreans zou zijn kwijtgeraakt en daarom vertelt een actrice het verhaal in een studio met behulp van Méliès-achtige technieken van poppen, karton en komische trucages. Dit is zo’n voorstelling waarbij een deel van het publiek gefascineerd zit te kijken en een nóg groter deel van het publiek wegloopt. Dit gebeurde ook bij de Taiwanese film Mongrel die zeker wat geduld vroeg van de kijker. De statische camera toonde de eindeloze regen, het tergende gekerm van een gehandicapte jongen en een bedlegerige oude oma met als soundtrack een soort mantra van monnikengezang op repeat. Om nooit te vergeten. De Amerikaanse film Good One was een beetje The Aftersun van dit jaar. Over de band tussen dochter en vader, kamperend en wandelend in de natuur, vanwege de aanwezigheid van zijn vriend wat ongemakkelijk voor de vijftienjarige.

In 1946 vond de eerste editie van het festival plaats en één van de films die toen werd vertoond was Gilda met Rita Hayworth. Gilda werd nu opnieuw vertoond, schitterend digitaal gerestaureerd. De Cannes Classics worden meestal vertoond in de wat intiemere Salle Buñuel en ik krijg altijd de indruk van festival directeur Thierry Fremaux dat hier zijn hart ligt (of geldt dat voor mijzelf?). Ik ben dol op het ontdekken en opnieuw zien van klassiekers en betreurde het dat ik niet bij de presentatie van Paris, Texas (1984) kon zijn, in aanwezigheid van Wim Wenders. Gelukkig komt deze film later dit jaar uit in Nederland. Elke avond worden er films vertoond op het strand en hier zag ik Scorsese’s hilarische ‘wet van Murphy-verfilming’ After Hours. Een leuke sfeer waarbij je het vrolijke ‘shoo shoo’ van de pindaverkoper over het strand hoort schallen. Voordat de film begon klonk een mooie selectie van liedjes over avonden en nachten waar een dj echt zijn best op had gedaan: La nuit je mens, The nights are cold, The Night Has Opened My Eyes. Een moment om even te ontspannen. Dat kan ook door even naar het oude stadje te wandelen, en te dwalen over de trappen en door de pittoreske steegjes. Heerlijk om ’s avonds de geuren van de bloemen op de vele klimoppen te ruiken.

Over muziek en traditie gesproken, in de Grande Lumière zaal wordt oude ‘Antibes’ Jazz gedraaid zoals Benny Goodman’s If i had you, Wintersong van Paul Desmond en Gerry Mulligan’s Blues In Time. Bij het binnenkomen wijzen dames in rode jurken en blauwe tasjes en jasjes je vriendelijk je plaats. Daarvoor ben je al volop gescreend en gescand en soms gefouilleerd. Op straat en rondom het Palais des Festivals wemelt het van legereenheden, politie en speurhonden die explosieven kunnen vinden. Het festival houdt actief rekening met aanslagen. Veel bezoekers hadden vanwege de Gazaoorlog een politiek accent verwacht, net als de live verbinding met Zelenski van twee jaar geleden waarmee het festival toen opende. Ook gonsden er allerlei #MeToo geruchten over Franse acteurs, maar het festival verklaarde dit jaar film te willen vieren en zich verre van politiek te houden. Wel was er ruimte voor de korte film Moi Aussi waarin Judith Godrèche aandacht vroeg voor vrouwen die misbruik hebben meegemaakt. Daarna ging het festival in volle vaart verder met dagelijkse premières.

Er werd genoten van het Franse En Fanfare over twee broers, die met een amateurorkest de Boléro oefenden. Na afloop verscheen het orkest in de Salle Débussy en speelde het dak eraf. En bij The Apprentice over de eerste onwennige stappen van Donald Trump in de wereld van ‘Megalopolis’ en zijn gang naar de jetset en de huidige Trump. Een wonderlijk idee dat hij in de vroege jaren ’80 mogelijk door de Russische punk-dichter Limonov in Manhattan bediend is. ‘Eddie’, de Rus die een hekel had aan de jetset en er niets mee te maken wilde hebben bleef toch een beetje de Engelse Ben Whislaw die Engels sprak met een Russisch accent.

Dagelijks geven de regisseurs en filmsterren persconferenties en worden ze door fotografen opgewacht. Daar ving ik een glimp op van Emma Stone, Yorgos Lanthimos, Willem Dafoe en Jesse Plemons, de makers van het grappige en absurde Kinds of Kindness. Maar beneden op straat ontmoette ik Oekraïense regisseur Sergei Loznitsa en sprak ik in alle rust met de leuke jonge Japanse acteurs die debuteerden in My Sunshine, over kunstschaatsende kinderen. Ik heb hun beloofd dat we de film in Middelburg zullen vertonen! Star Wars veteraan George Lucas werd met een erepalm in het zonnetje gezet. Ik las een anekdote waarin hij vertelde hoe hij vroeger de weg niet wist en bij verkeerde zalen binnenkwam. Later vroeg men waarom hij niet bij de persconferentie aanwezig was. Hij vertelde dat hij niet eens wist dat die gehouden werd!

Beth vertelde mij dat Richard ‘Love Actually’ Curtis in een film een echte priester liet spelen, omdat je dat eigenlijk niet kán spelen. Van wat ik in Cannes gezien had kwamen de priesters er niet zo best vanaf vertelde ik haar. Zeker niet in de laatste film die ik zag: Miséricorde. L’Abbé Grisolles biedt een moordenaar een alibi (in ruil voor wat genegenheid) in een morsig plattelandsdorpje vol afgunst en achterdochtig gedoe en nachtelijk gerommel in de bossen.

Na een week films kijken vallen behalve allerlei originele momenten ook vele typisch scènes op. Zoals het verbreken van de verbinding zonder gedag te zeggen; de auto die met een soepele bocht het beeld inrijdt waarna de handrem luid wordt aangetrokken (krrgg); een personage speelt of zet muziek op, en dat klinkt dan langzaam grootser, buiten het personage; iemand wordt neergeschoten en sleept zich nog even voort, bloedend over een witte tegelkeukenvloer waarna het genadeschot volgt; eetscènes waarbij iemand boos op tafel slaat en wegloopt. Dit soort scènes zijn soms nodig om het verhaal op gang te brengen of scènes met elkaar te verbinden. En ze zorgen ervoor dat meer originele momenten des te meer opvallen!

In Rotterdam nam ik afscheid van Beth en wenste haar een mooie reis door Europa. Ik stapte over op de trein naar huis in Middelburg.

A Few Mornings, an Evening

De Nederlandse kunstenaar en regisseur Astrid van Nimwegen richt met haar documentaire A Few Mornings, an Evening haar rustig, observerende blik op een intiem universum: een boerderijtje met een klein erf, in Tsjechië.

De poëtische film ging in januari in première op het Filmfestival in Rotterdam en is vanaf komende week in Nederlandse Cinema’s te bewonderen.

Het beschrijven en verklaren van de gebeurtenissen, de beelden schiet te kort, want in deze ‘slow cinema’ gebeurt meer dan we zien, en dat wonder voltrekt zich alleen tijdens het kijken. Maar probeer eens de zin naar meeslepende verhalen te onderdrukken en te kijken zonder in te vullen. Want, zoals K. Schippers zegt: ‘Dit is taal uit het rijk der dieren’*. We zijn een paar ochtenden en een avond te gast op het erf en krijgen zonder uitleg de uitnodiging: doe alsof je thuis bent, voel je vrij. De film begint met deze statische scène: een bordercollie ligt in een keuken en kijkt naar ons, loopt weg, en komt weer terug en hij gaat op dezelfde plaats tegen de poot van een keukentafel liggen. Omdat de deur openstaat ben je meteen benieuwd naar andere bewoners. Dan worden schapen en kippen geïntroduceerd. Het schaap schuurt met haar kin over de rand van de drinkbak. De kippen scharrelen rond. Dan zien we voeten van een persoon, langzaam komt de gestalte in beeld, rommelend met een emmer. Pas na een minuut of tien horen we de vrouw, een dame van een jaar of zestig? iets tegen de hond zeggen, in het Tsjechisch. Er is geen vertaling in beeld. Geiten snuffelen rond. Dan een tweede persoon, en een derde, zingend zijn ze bezig met oogsten in de mist, houten kratten worden gevuld. De camera shots geven niet alles prijs, daardoor wordt je uitgenodigd om door te blijven kijken, nieuwsgierig naar wat zich net naast, of achter het kader afspeelt! Een close-up van een kraaiende haan.

Hedendaagse filmmakers hebben naast klassieke filmtechniek meer dan ooit beschikking over allerlei technische effecten. Maar het gaat uiteindelijk om het maken van keuzes hoe iets in beeld wordt gebracht. Het niet gebruiken van technische mogelijkheden kan ook een bewuste keuze zijn. De opnames die binnen zijn gemaakt tonen nooit de hele ruimte. En buiten krijgen we geen volledig beeld van de omgeving, of de gebouwen. In een bos zien we de vrouw tussen de bomen, soms bukkend om paddenstoelen af te snijden. De mist legt een sluier over het landschap. De vrouw voedt de kippen, geiten, je vraagt je af, zijn er verschillende dagen?

De geiten worden binnen gefilmd door het raster van het hek, toegesproken door de vrouw. Terwijl ze de één hoorbaar maar niet zichtbaar melkt, komt de blik van een ander close-up in beeld.

De film concentreert zich op bijna niets, een soort magie voorbij verveling, zonder muziek. De geiten worden naar buiten gedirigeerd, en wij als kijkers blijven achter in de stal, met de blik op het dwarrelende stof, verlicht door zonlicht.

De mensen en dieren lopen uit beeld, de camera blijft hangen op de verlaten scène. In beeld, veren, een gans is geslacht. Het is heel even donker tussen scènes, deuren en hekken worden even geopend, en weer gesloten.

Één keer verlaten we de vertrouwde scène en is er meer beweging. Een kooi, gefilmd door de achterruit op een rijdende auto, een bok wordt opgehaald. Weer terug wordt het dier losgelaten bij de andere geiten, en drentelt wat rond. De mevrouw danst en neuriet een Weense wals.

Een close-up van een voordeur en een raam, de hond vertoont zich, een bezoeker komt aan op de fiets, een mandje achterop, hij zet de fiets tegen de gevel, gaat naar binnen en we zien kippen, de hond. In bijna elk shot zien we een deur in beeld, een hek in de verte. Op de aftiteling de namen van de dieren. Met liefde bedankt voor deze paar rustige ochtenden en een dromerige avond.  

*Deze film zou bijna gezien kunnen worden als verfilming van het gedicht ‘Verblijfplaats onbekend’. Ik vond het in Een leeuwerik boven een weiland, p224. 1980 K. Schippers.

Les Indésirables

Met zijn nieuwe film Les Indésirables zoemt regisseur Ladj Ly opnieuw in op het wel en wee van bewoners in de Parijse buitenwijken. Het is de opvolger van de bekroonde film Les Misérables uit 2019, en biedt niet alleen een rauw en grimmig beeld van dit stadsdeel maar stelt een wereldwijd probleem van huisvesting in achterstandswijken aan de kaak.

Filmmaker Ladj Ly groeide op in Montfermeil, in het noordoosten van Parijs, waar Victor Hugo ooit Les Misérables deels situeerde, en waar Ly met zijn debuutfilm al aan refereerde. Hij is niet geïnteresseerd in romantische shots van toeristische blikvangers als de Nôtre Dame, de Eiffeltoren en Amélie-achtige bistrootjes in Montmartre. Hij wil de problemen van wijken als de zijne presenteren en hoopt daarmee te kunnen bijdragen aan verandering en verbetering! De cult-film La Haine uit 1995 die zich in de banlieus afspeelde, sloeg bij Ly in als een bom en inspireerde hem om geëngageerde films te gaan maken.

Les Indésirables begint met een drone-shot over de grauwe eentonige wijk met grijze vervallen hoogbouw. De camera glijdt langzaam bij een openstaand raam van een flat naar binnen, waar een familie rouwt om hun overleden grootmoeder. In de volgende scène wordt de kist onhandig via het trappenhuis naar beneden getild, want de lift is al jaren buiten werking. De toon is meteen gezet. Een ‘Favela van tien verdiepingen’ wordt de flat cynisch genoemd.

Voortdurend botsen beleidsmakers met bewoners, en reageren vol emotie op elkaar. ‘Dura lex, sed lex’, pocht de nieuwbakken onervaren burgemeester Pierre met zijn dokters-Latijn. ‘De wet is hard, maar het is de wet’. Vooral zijn adhoc beslissingen drijven de bewoners en activiste Haby Keita tot razernij. Zij woont met haar familie in de vervallen flat en zet zich in voor betere sociale woningen voor iedereen in de wijk. Het ene moment verbiedt de burgemeester jongeren ’s avonds buiten rond te hangen, en vervolgens zet hij iedereen op straat! Hij laat de flat acuut ontruimen, met een noodevacuatie. Ronduit schrijnend is de ontruimingsscène, vlak voor kerst, niet alleen vanwege de grimmige sfeer en het dreigende geweld van de ME, maar juist vanwege de kleine momenten waarbij kinderen hun knuffel en autootjes kwijt raken. En vanwege het sluwe politieke motief waarbij het beroep op de veiligheid van de bewoners de overheid juist vrijpleit de werkelijke waarde van de woningen te vergoeden. Het onrecht schreeuwt om activisten zoals Haby die het vuur brandend houden en opkomen voor velen die allang verdwaald zijn in bureaucratie en zich ongewenst voelen!

(soundtrack: Burna Boy Kilometre)

Beau Travail (1999)

Louter goede berichten vanuit de bioscoopbranche: verder herstel en zelfs omzetstijging. De kaartverkoop van de Nederlandse sector gaat in Europa zelfs voorop en breekt allerlei records!

In aanloop naar de Oscaruitreikingen draaien de films met vele nominaties en worden allerlei voorspellingen gedaan over de aanstaande verzilveringen daarvan. Maar, tijdens deze waan van de dag, kan niemand voorspellen over welke van deze nu bewierookte films wij het over pak hem beet 25 jaar nog zullen hebben.

Daarom is het bijzonder dat er deze week maar liefst twee klassiekers van regisseur Claire Denis gaan draaien, haar debuutfilm Chocolat uit 1988 en Beau Travail, uit 1999. Deze broeierige visuele interpretatie van Herman Melvilles novelle Billy Budd, Sailor was niet eerder op het grote doek in Nederland te zien en mag daarom een beetje als een nieuwe film gelden.

Een van de grote thema’s van Beau Travail is obsessieve jaloezie. Officier Galoup kan de nieuwe ´legionair´ Sentain in zijn vreemdelingenlegioen simpelweg niet uitstaan en wil van hem af, hij zoekt diens achilleshiel, want ‘iedereen heeft iets van vuilnis vanbinnen’. Of gaat het hier over onderdrukt verlangen? Zou hij zich misschien aangetrokken voelen tot deze nobele, knappe, zorgzame nieuwe collega?

Maar er is zoveel meer te zien in deze beeldschone film. De zinderende droogte van kustplaats Obock in Djibouti, in het Noord/Oosten van Afrika. De schittering van de brandende Afrikaanse zon op het water van de Golf van Tadjoura. De glanzende gespierde lijven van de manschappen die tegen de strakblauwe hemel als in een perfecte choreografie hun dagelijkse oefeningen uitvoeren. Deze scènes deden mij af en toe denken aan de recente zwart-wit film Luka, waarin manschappen eveneens oefenen zonder zichtbare vijand.

De rituelen worden uitgevoerd met militaire precisie, zoals het strijken van uniformen, het schillen van aardappelen. Bij wijze van verlof wordt er in nachtclubs gedanst met plaatselijke vrouwen die zwoel maar zwijgend bewegen en onaantastbaar blijven. De vele dansachtige scènes maken de film bijna voelbaar, en biedt zo meer dan enkel een chronologische vertelling. De choreograaf zei later hoe hij van de regisseur het script kreeg, slechts drie velletjes met wat aanwijzingen, en twee muziekstukken: Benjamin Britten’s opera Billy Budd en Neil Young’s Safeway Cart: Show don’t tell!

Beeld voor beeld wordt je als kijker een wonderlijke wereld ingezogen, waarin nauwelijks gesproken wordt. De montage verbindt poëtische beelden intuïtief en nodigt uit tot kijken, zonder een oordeel te voor te schrijven. De militairen hangen hun was aan de lijn, daarna zien we de lokale vrouwen hetzelfde doen. Terwijl Neil Young klinkt, marcheren de manschappen met houwelen over hun schouder, en dragen de vrouwen hun kind en jerrycans water. Onder de koorklanken van Britten draaien Galoup en Sentain als twee kemphanen om elkaar heen.

We horen de voice-over van Galoup, die met spijt en wrok in zijn dagboek schrijft. Hij noemt het, terugkijkend vanuit Marseille, een meelijwekkende klucht van een grote mislukking. Hij vindt zichzelf ongeschikt voor het leven als burger en mist de routine van het ‘beau travail’, het koloniale werk. Misschien begint vrijheid met wroeging?

Later vertelde filmmaker Claire Denis hoe zij haar jeugd in Afrika doorbracht, als kind van een koloniaal ambtenaar, en waar ze door films te kijken probeerde een beetje aan de realiteit te ontsnappen. Iconisch is het beeld van de uitgeputte en uitgedroogde Sentain, die onder de brandende zon op een zoutvlakte ligt, op sterven na dood. Aan het einde van de film ligt Galoup met een pistool op zijn militair strak opgemaakte bed en even later danst hij een ontladende dans, alleen in een nachtclub: ‘tussen leven en dood’.

De film nodigt niet alleen uit om Melville’s klassieker weer eens te lezen, en te luisteren naar Britten’s opera Billy Budd, maar ook om te blijven fantaseren en praten over de betekenis van de sensuele beelden: gaat het pistool af? Waar ging het allemaal over, was het slechts een droom?

Los Colonos

Liefhebbers van ruige westerns kunnen hun hart ophalen bij Los Colonos, de veelbelovende debuutfilm van regisseur Felipe Gálvez Haberle. Het is ook nog eens de Chileense Oscarinzending.

Dit is nou zo’n film waarvoor je naar de Cinema gaat. Om betovert te worden door de spectaculaire natuurbeelden, het ruisen van de wind en het spannende geluid van de onheilspellende metalige soundtrack (van Harry Allouche): ritmisch roffelende percussie, in galop.

Het gaat er meedogenloos aan toe in Tierra del Fuego, in het zuiden van Chili en Argentinië, in 1901. Zo wordt een man die bij het werken aan een hek voor de schapen zijn arm verwond zonder pardon doodgeschoten want: ‘een man zonder arm, is een man minder’.

Het ruige gebied van de Andes bergen en graslanden wordt ook wel Vuurland genoemd. Drie mannen, een Engelse oud-luitenant, een Texaanse huurling en een halfbloed Indiaan, hun gids, doorkruisen het landschap op zoek naar een geschikte route voor een grote schapenkudde, richting de Atlantische Oceaan. Ze werken in opdracht van een zekere Menéndez, een rijke Chileense landeigenaar. Ze buitelen voortdurend over elkaar heen met hun agressie die ze nauwelijks kunnen beteugelen. Van beledigingen tot schietwedstrijdjes, armpje drukken en boxen. Maar ook het koelbloedig tegemoet treden van lokale stammen die ze overrompelen en uit de weg ruimen. En het steggelen over grenzen met Argentijnse soldaten die ze ontmoeten.

Visueel is de film verbluffend, met de fantastische weidse natuurbeelden waarin de personages heel klein zijn. Die shots worden afgewisseld met close-ups van de schapen en de paarden, waarbij je de warmte van de dieren bijna kunt voelen en ze bijna kunt ruiken. De gezichten van de mannen lichten vaak op in een rode gloed van hun kampvuur.

De personages worden met bloedrode beeldvullende letters geïntroduceerd en getypeerd: El Mestizo (The Half-Blood) en El Rey del Oro Blanco (The King of the White Gold). Later, in het tweede deel van de film, een jaar of zeven verder, is Menéndez’ naam veranderd in El Chancho Colorado (The Red Pig). Segundo, de halfbloed is inmiddels met zijn vrouw gesetteld en wordt geïnterviewd en bevraagd naar de gebeurtenissen van zeven jaar geleden, en hij vertelt over hoe de zee rood kleurde… Ten slotte moet hij met zijn vrouw poseren voor een foto, (wéér legt de blanke man de Indiaan zijn wil op) en dat beeld loopt over in een magische aftiteling, van foto’s van het landschap, rijdende treinen, de geschiedenis van een vergeten episode, van het stichten van een nieuw land, een utopisch begin.

Hush a Bye zingt Victor Jara (Canciones Folklóricas de América)

De film heeft als motto Thomas More’s Utopia uit 1516:

Your sheep now become

So great devourers and so wild

That they eat up, and shallow down

The very men themselves

Le livre des solutions

Wie maakte die originele, kleurrijke, fantastische videoclips van Björk, Lenny Kravitz, Radiohead, Sinéad O’ Connor, The Chemical Brothers, The White Stripes, Daft Punk, Kylie Minogue en Gary Jules? Wie zette met evenveel liefde merken als Levi’s, Smirnoff en BMW in het zonnetje? Juist, dat was natuurlijk Michel Gondry! Deze bijzondere speelse regisseur won in 2004 een Oscar voor de film Eternal Sunshine of The Spotless Mind, waar hij bekend mee werd bij een groter publiek. Met films als The Science of Sleep, Be Kind Rewind en L’écume des jours uit 2013, bouwde hij verder aan zijn imposante oeuvre, dat verder bestaat uit documentaires, korte films, soundtracks en reclamevideo’s. Nu is er dan zijn nieuwste film le livres des solutions, een volgend filmavontuur waarin hij zijn wonderlijke ideeën tot leven laat komen.

Le livres des solutions is een film waar bij gelachen kan worden, en waar sommige kijkers zich misschien aan zullen ergeren, want het is tergend grappig. Regisseur Marc, een neurotische creatieve filmmaker met uitstelgedrag, probeert zijn film af te maken en drijft zijn team tot het uiterste, en verder, tot waanzin. ‘Luister niet naar anderen’, zo luidt #3 van de stelregels die hij formuleert in zijn grote boek der oplossingen. Het montageproces wil hij graag beginnen met het einde. En voor het opnemen van de filmmuziek laat hij een orkest komen, maar de bladmuziek zit nog in zijn hoofd. Hij stuurt de dirigent weg en dirigeert als een onorthodoxe maestro met zijn hele lichaam, terwijl hij een melodie voorneuriet. Hij heeft zelfs een speciale montageauto ontworpen, waarbij je met het stuur het beeld kunt bedienen, en met de claxon kunt knippen.

Met zijn team verblijft hij op het Franse platteland, in de Cevennen, om in een afgelegen oude boerderij zijn levenswerk af te maken, maar waar hij zich steeds laat afleiden, bijvoorbeeld door het filmen van mieren op de grond, of door een blaadje dat hij ziet liggen. Hij geeft commentaar op alles wat we zien: ‘je zou kunnen zeggen dat het allemaal begon met een blad met een gaatje’.

Tijdens het filmproces schrijft zijn boek der oplossingen, met allerlei hilarische regels. Zijn eerste regels voorspellen zetten de toon: #1 begin je project #2 leer al doende en later volgen de regels: ‘blijf bescheiden bij succes’ en ‘tel altijd in 4-en, hoe gek je ook bent’. Op een gegeven moment betrap je jezelf op de gedachte dat hij misschien zijn pillen vergeten is in te nemen, en dan zegt hij dat zelf: ‘sinds ik mijn medicatie niet meer neem, barst ik van de innovatieve ideeën’, en spoelt de pillen door de wc.

Veel scènes zijn een waar visueel feest. Close-up beelden van elektroden en draden trekken ons de film in. Marc schiet met zijn handen als luchtgeweer en in fast-forward monteert hij zijn stop-motion camera waarbij hij zijn eigen werk becommentarieert. Ik moest hierbij aan Johan Cruijff denken die zei dat hij het allang bedacht had, maar het dan alleen nog moest zeggen. De euforie zit in het denkwerk. Maar hoe krijg je anderen mee? In ieder geval heeft Marc Sting bereid gevonden om een gastrolletje te spelen. Maar andere partners maakt hij s’nachts wakker, beledigt hen, tart hen met zijn irrationele gedrag. Hij noemt zichzelf een excuses-machine, want zijn excuses monden uit in nieuwe beledigingen, waarna hij weer excuses moet maken voor zijn excuses. Met le livre ses solutions biedt Gondry ons opnieuw een kijkje in zijn wonderlijke wereld (zijn ‘very very mad world’), waarvoor hij op zijn manier oplossingen bedenkt, zoekend naar mentaal evenwicht. We horen een Joods orthodox liedje, Az der Rebe van Moshe Leiser en Ami Flammer, waarin een dansende Rabbi zich verliest in de extase van zang en dans, zoekend naar het Goddelijke. Zou Gondry dat proberen met zijn films?

De beelden die hij bij Gary Jules versie van Mad World heeft bedacht passen zo prachtig bij de tekst, een klein meesterwerkje waar ik af en toe naar kijk. Als lange man ben ik wel benieuwd naar zijn documentaire uit 2013: Is The Man Who is Tall Happy?

The Wicker Man (1973)

The Wicker Man is een film uit 1973 die opnieuw wordt uitgebracht, en dat is fantastisch nieuws voor liefhebbers van filmklassiekers, maar ook voor hen die bijvoorbeeld recentelijk gehuiverd hebben bij de vergelijkbare folkloristische horror van Ari Asters Midsommar. Een film die schatplichtig is aan The Wicker Man. In beide films spelen rituelen als het vieren van het midzomerfeest met dansen rond de meiboom een belangrijke rol!

Als vader van twee kinderen die op de Vrije School hebben gezeten, ben ik vaak bevraagd naar die rituelen en wat deze onderwijsvorm nou precies inhoudt. De aandacht voor de natuur, euritmie, de antroposofie, de jaarfeesten, het dansen rond de meiboom met linten. ‘En dan springen jullie over het vuur?’ Hoe leg je dat nu uit aan een onwetende, soms sceptische, buitenstaander?

Kijkend naar The Wicker Man, dacht ik aan deze gesprekjes met andere ouders, die de wonderlijke wereld van de Vrije School maar vreemd vonden. Hoofdpersoon brigadier Howie landt als buitenstaander met zijn vliegtuigje op het kleine Schotse eilandje Summerisle en start zijn zoektocht naar het vermiste meisje Rowan Morrison. Howie is een man van het gezag, en bovendien streng gelovig. Hij valt van de ene verbazing in de andere bij het zien van de vele rituelen van de bewoners. Zijn autoritaire manier van werken en zijn wereldbeeld botsen volledig met wat hij aanschouwt. In de dorpskroeg, waar hij een kamer boekt en een maaltijd bestelt, wordt een scabreus liedje gezongen, over de knappe blonde ‘landlord’s daughter’ Willow die hem meteen probeert te verleiden. De toon is gezet: ‘And when her name is mentioned, the pants of every gentleman, do stand up at attention.’

Dit soort melodieuze liedjes met suggestieve teksten ondersteunen de vele fantastische kleurrijke scènes in dit visuele feest.

Brigadier Howie start zijn onderzoek op de school en vindt in de klas één leeg plekje. Wanneer hij het bureau opent, ziet hij een kever, vastgebonden met een touwtje aan een spijker, rondjes rennen. De kinderen lachen en de juf ontkent het bestaan van het meisje, althans, zij blijken niet in het concept van de dood te geloven. Dan brengt Howie een bezoek aan Lord Summerisle, op diens kasteel, om toestemming te vragen voor het openen van het graf van Rowan dat hij inmiddels heeft gevonden. De gesprekken zijn vaak hilarisch. Zo zegt de Lord: ‘Do sit down, Sergeant. Shocks are so much better absorbed with the knees bent.’ In de omringende tuin van het kasteel ziet Howie met grote ogen naakte mensen over een vuur springen. Ondertussen citeert Lord Summerisle, Christopher Lee met zijn zware bariton, poëzie van Walt Whitman.

Op de begraafplaats, waar een moeder haar baby de borst geeft, laat Howie het graf van Rowan openen. In plaats van haar lichaam vindt hij in de kist een dode haas! ‘Wij geloven in reïncarnatie, Sir’. Eerder vielen hem al de vele chocolade hazen op in een snoepwinkel en een meisje dat hazen tekende. Wat de brave brigadier betreft is dit eiland een plek van ‘ontaarding, vechten en ontucht’. We horen de John Barleycorn melodie over drankzucht.

’s Avonds op zijn kamer zoekt Howie houvast in zijn gebed, en schieten zijn ogen weifelend op-en-neer. We zien slakken in close-up, tergend langzaam kruipend en we horen ‘Gently, Johnny my Jingalo’. Het kost Howie grote moeite om de verleidelijke Willow te weerstaan, terwijl zij een kamer naast de zijne luidruchtig de liefde bedrijft. Het lied klinkt verder: ‘I put my hand o-on her belly, and she says, do you want to fill me?’

Hoewel brigadier Howie het liefst zou willen vluchten lijkt er geen weg meer terug. Want zonder dat hij het doorheeft, hebben de eilandbewoners hem uitverkoren, als offer om een mislukte oogst te voorkomen. De offerscène is een onvergetelijk spektakel waar je het als kijker heel warm van zult krijgen. Een van de mooiste en ongemakkelijkste zonsondergangen in de filmgeschiedenis: de ontmoeting met de Wicker Man…

The Maiden

The Maiden is de laatste film in de reeks Previously Unreleased, uitgebracht door Filmmeuseum Eye. Films die alleen op internationale filmfestivals te zien waren, maar deze zomer toch in een aantal Nederlandse filmtheaters vertoond worden.

Na een periode waarin ons filmlandschap werd gedomineerd door het mediageweld rondom ‘Barbieheimer’, breek ik graag een lans voor deze dromerige debuutfilm van de jonge Canadese regisseur Graham Foy. Hij groeide op in Calgary en heeft zijn film opgenomen in nabijgelegen ravijnen.

Een lome zomer, waarin eigenlijk niet zo veel gebeurt. Maar toch hebben de hoofdrolspelers, een paar tieners, hun handen vol aan hun gedachten, verlangens en hun verveling, zoals dat kan gaan in de zomertijd, die eindeloos kan lijken, wanneer magie in kleine dingen opduikt. Een meisje vlucht in haar dagboek. Twee jongens, Colton en Kyle, skaten en spuiten graffiti, gooien met stenen, hangen rond op een verlaten bouwplaats. Ze vinden er een cassettespeler en horen Roger Miller’s Dear Heart, met het zinnetje: ‘it’s a lonesome town alright’. Een dode kat geven ze een liefdevolle begrafenis, op een vlotje met bloemen, dat ze laten wegdrijven. Ze proberen zich hun toekomst voor te stellen, over tien jaar: reizen en iets met muziek zou ‘sick’ zijn. s’Nachts zoeken ze de spanning van het gevaar bij het treinspoor. Dat loopt niet goed af.

Wanneer het schooljaar weer begint, blijkt Colton alleen achter gebleven. Één rode hoodiemuts omringd door vele cowboyhoeden, in slow-motion. Zo kan het gevoel van isolement van een puber op school eruit zien. Of het moment waarop een volwassene, een mentor, de vraagt stelt: hoe voel je je?  

Met de manier van filmen wordt een dromerige, poëtische sfeer opgeroepen. Langzame, rustige shots van de omgeving waarin de personages zich bewegen, het spoor, de maan, schittering van water. Maar ook close-ups van details zoals een mier op een appel en de ogen van de tieners. Dat blijkt opnieuw een beproefde manier om als het ware in iemands hoofd te geraken.

Ook de soundtrack draagt bij aan de sfeer. Het geruststellende getjirp van krekels. Componist Jim Wilson vertraagde dit geluid waardoor een bijzondere zang is ontstaan, alsof een koor klinkt: God’s Cricket Chorus. Met deze magische krekelzang begint, en eindigt The Maiden.

Il primo giorno della mia vita

is de nieuwe film van de Italiaanse regisseur Paolo Genovese. Stel je voor…wat als… Deze dromerige film neemt ons mee in het nachtelijke Rome en speelt met verschillende scenario’s en perspectieven. Er zijn vier personages die het leven niet meer zien zitten en tijdens een regenachtige nacht besluiten er een einde aan te maken. Maar dan duikt er een mysterieuze man op, jazz-liedjes zingend in zijn oude Volvo, gespeeld door Toni Servillo (bekend sinds zijn geweldige rol in La Grande Bellezza). Hij neemt hen mee en biedt ze zeven dagen lang de kans om zichzelf te beschouwen en te zien hoe, na hun zelfgekozen dood, het leven van hun dierbaren vervolgt. Een kleine vooruitblik op hun toekomst. Wie wil dat nou niet?

Ik moest denken aan Ebenezer Scrooge die op kerstnacht drie geesten op bezoek krijgt en van hen drie keer een verschillende blik op zijn leven krijgt. Of Bilderdijk die zich afvroeg of ‘t sterfuur kan keeren’?

Tijdens de magische zeven dagen krijgen de vier mensen, als een soort geesten, langzaam begrip voor elkaar en voor zichzelf. Stel je voor, Emilia, een getalenteerde turnster die altijd maar tweede werd en in een rolstoel belandde. Waarom zou zij nog verder willen leven? Of Napoleone, een goeroe die vele mensen kon motiveren, maar zichzelf niet meer? Ze moeten even wennen aan hun vreemde nieuwe status, onzichtbaar zijn, geen eten nodig hebben. Een kopje koffie, dát is een aards genoegen dat toch wel gemist wordt. En zo komt heel langzaam empathie terug, en misschien wel zin in het leven?

Alle vier krijgen ze kleine stukjes film te zien, die hen confronteren met hun gemiste toekomst. Daniele, de 12-jarige jongen had genoeg van gepest worden, zijn eetverslaving en leven als influencer online. En Ariana, een politieagente die haar dochter verloor, ontdekt nu dat haar directe collega nooit durfde te zeggen wat hij voor haar voelt. Misschien is er nog wel een ander leven mogelijk. Na deze magische week met de mysterieuze man volgt voor allen opnieuw de regenachtige nacht. De turnster balanceert op het dak van een wolkenkrabber. Napoleone, de goeroe, is over het hek van de brug geklommen en kijkt naar het woeste water. Hoe zal de eerstvolgende dag van je leven eruit zien? Er is maar één manier om daar achter te komen.